De taak van een executeur eindigt wanneer die executeur zijn werkzaamheden als zodanig heeft voltooid. Als de taak van de executeur eindigt, moet de executeur rekening en verantwoording afleggen over het gevoerde beheer op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald. Dat staat in art. 4:151 BW en art. 4:161 BW. De executeur legt die rekening en verantwoording af aan degene die hem in het beheer van de goederen opvolgt. Dat zijn doorgaans de erfgenamen. Het afleggen van rekening en verantwoording
Elke rechtsvordering op grond van het gevoerde beheer verjaart echter door verloop van vijf jaren na de dag waarop de executele is geëindigd (art. 4:151 jo. art. 1:377 BW). De rechtbank Rotterdam oordeelde in het vonnis van 24 januari 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:626) dat de vordering tot het afleggen van rekening en verantwoording moest worden afgewezen, omdat de termijn van vijf jaren ruimschoots was verstreken. De vordering tot veroordeling van het afleggen van rekening en verantwoording was verjaard.
Een executeur moet dus tijdig gevraagd worden rekening en verantwoording af te leggen.